Gezin en individualisering

Het veranderende gezin in een proces van individualisering

4/29/20235 min read

Gezin en individualisering

Elke maatschappij schuift doorgaans een eigen ideaal naar voren: de ideale man, de ideale vrouw, de ideale relatie en het ideale gezin dienen er zó uit te zien. Nadeel is dat die maatschappij vervolgens op dezelfde manier afwijkingen daarvan gaat definiëren. Omdat jij en ik in de praktijk meestal niet aan die (verplichte) ideaalbeelden voldoen, zal ‘de maatschappij’ ons naar dat ideaalbeeld proberen te gaan opvoeden.

Onze statische gesloten cultuur veranderde langzaam, tot we merkten dat die samenlevings-vorm vanaf de jaren 80 niet meer blijvend zou zijn. Er ontstond een steeds manifestere individualisering, waardoor een grote nadruk kwam te liggen op de mondigheid van de mens en zijn zelfontplooiing. Prima, maar met gevolgen: een sterke afname van de vanzelfsprekendheid van een huwelijkssluiting, een grote spreiding van samenlevingsvormen die anders waren dan van het tot dan gebruikelijke ‘traditionele gezin’ en de manier waarop mensen hun gezinsleven gestalte gaven; zoals een duidelijke afname van de vaste rol- en taakverdeling. Huwelijk en gezinsleven evolueerden van een onwrikbare institutie met een primair maatschappelijke betekenis, naar een geïndividualiseerde en geïnstitutionaliseerde leefgemeenschap. De traditioneel maatschap-pelijke verbanden (buurt, dorp, stad, klasse, gezin, kerk enz.) verloren gaandeweg hun spilfunctie en zo werd de enkeling zelf steeds meer tot knooppunt van zijn denken en handelen met de daarbij behorende sociale betrekkingen.

Individualisering is niet nieuw, de Duitse socioloog Tönnies beschreef al veel eerder het ontstaan van twee soorten samenlevingen: een sterk gestructureerde samenleving met haar tradities, machtshiërarchie en een netwerk van wederzijdse verplichtingen (Gemeinschaft) versus een traditionele maatschappij als een vorm van samenleven van autonome individuen die een contractuele relatie aangaan met andere individuen en slechts aan die in vrijheid gesloten overeenkomst hun rechten en plichten ontlenen (Gesellschaft). Een nadeel is wel dat elke individuele samenleving haar sociale cohesie verliest in anomie (normloosheid). Onze puur individuele kant beoogt snelle tevredenheid van alle wensen en verlangens en kent geen grenzen; de oorzaak van onophoudelijk terugkerende conflicten en veelsoortige verstoringen.

In relaties spelen nog andere factoren mee, zoals het verticale cultuurdualisme tussen man en vrouw, waarbij de man doorgaans een hogere sociale status heeft dan de vrouw, die nauwelijks wordt bepaald door biologische verschillen. In de Westerse cultuur koos de man steeds de binding met het materiële en de vrouw verbond zich met het sociale en het religieuze domein; deels afgedwongen door de overheid (ontslag bij huwelijk). Onze hoogtechnisch ontwikkelde maatschappij is intussen geëvolueerd van een verticale dualistische cultuur naar een androgyne cultuur (andro- het mannelijke, gyne- het vrouwelijke) die er vanuit gaat dat de mens in aanleg één wezen is. Overigens, deze beginselen waren al bekend bij de Taoïsten, de Gnostici, de Alchemisten, de Yoga, de Tibetaanse Tantra, bij Plato (die als eerste het begrip vaststelde) en Jung. De Jungiaanse archetypologie is zeker niet onbelangrijk, want het toont de complete mens, waarin in potentie alle kenmerken, eigen-schappen en mogelijkheden aanwezig zijn en wat we zien is dat een door cultuurbepaalde sekserol steeds minder opgeld doet en steeds meer persoonlijke voorkeuren worden toegelaten: mannen mogen nu zorgzaam, zacht, gevoelig en emotioneel zijn en oorbelletjes dragen. Vrouwen mogen zakelijk, rationeel, rauw en competentief zijn. In het ‘ouderwets’ verticale dualisme behoorde de macht binnen het gezin duidelijk aan de man en zijn machtspositie stond vast. In een androgyne nevenschikking moet echter voort-durend onderhandeld worden over de machts-positie binnen een relatie.

De duidelijkste gevolgen van individualisering speelt zich af in de hedendaagse relaties. Een stelsel van uitkeringen en alimentatiewetgeving maakte dat partners in economisch opzicht niet meer afhankelijk van elkaar zijn, waardoor de nadruk komt te liggen op een emotionele relatie van de partners. Een vrijheid met het ingesloten gevaar dat er geen sprake meer is van vanzelf-sprekendheden waar men van uit kan gaan. De verzorgingsstaat heeft een belangrijk deel van de functies van het gezin overgenomen, waardoor de onderlinge betrekkingen in het gezin worden ondergraven, met gevolg dat er een groeiend onvermogen van het gezin plaatsvindt om zijn leden tegen invloeden van buitenaf te bescher-men.

In elk gezin draait het allereerst om het kind. Het vervullen van de basisbehoeften van kinderen binnen het gezin zijn uiterst belangrijk en duidelijk. Naast de primaire behoeften, zijn dat onder meer affectie (knuffelen, liefde, warmte), veiligheid, duidelijkheid en continuïteit, erkenning en bevestiging, mogelijkheden en grenzen, zingeving en morele waarde; een moeilijke en intensieve taak. In de loop van de twintigste eeuw werd de opvoeding steeds veeleisender en zijn steeds meer experts zich hiermee gaan bemoeien. Dat maakte ouders onzeker en lieten zich daardoor naar achtergrond duwen. Met gevolg dat kinderen nu vaak zonder voldoende aandacht van hun vader en moeder opgroeien en ze onmogelijke fantasieën gaan koesteren over hun rol in de samenleving. Hun ouders hebben wel rolmodellen, maar deze staan op zo'n verre afstand dat de kinderen hun ideeën over die rollen niet kunnen toetsen aan de werkelijkheid. De meeste kansen biedt een opvoeding op een stevige pedagogische basis: een nabije omgeving die de ontwikkeling van kinderen stimuleert en ouders ondersteunt bij het opvoeden. Waar die basis uit bestaat zijn alle contacten, sociale relaties en de leefomgevingen, zoals de buren, vrienden, leerkrachten, medewerkers van de opvang en sportbegeleiders. Maar ook speel-tuinen, sportvelden, hangplekken en groene ruimte in de buurt zijn van invloed. Hoe meer kinderen en ouders kunnen leren van die contacten, relaties en omgevingen, hoe groter hun pedagogische rijkdom.

Een geheel andere factor speelt eveneens mee in het proces van opvoeden: onze gezinnen zijn vaak eenoudergezinnen, kleiner dan vroeger en kunnen minder een beroep doen op de steun van de ‘extended family’. Door de individualisering wordt opvoeden minder gezien als een verant-woordelijkheid van de gemeenschap, maar kinderen leren het meest van hun omgeving om hun plek te vinden in het collectief, het sociale domein. Leren wachten in de klas tot je de aandacht krijgt van de leerkracht, omdat je onderdeel bent van een grotere groep. Maar ook leren geven en nemen als lid van het collectief; een essentieel onderdeel van opgroeien, alsmede essentieel voor de opbouw van de toekom-stige samenleving. Een zorgelijk effect van individuali-sering is dat gezinsleden steeds minder tijd met het grotere gezinsverband (grootouders, tantes, ooms, enz.) en met elkaar doorbrengen. Meestal brengen gezinnen de vrije tijd minder door met omringende anderen, zoals familie en buren, maar er wordt wel tijd besteed in het kerngezin. Ook binnen dit gezin vindt echter individualisering plaats. De leden van het gezin ontwikkelen ten opzichte van elkaar individuelere vrijetijds-patronen. Gezinsleden eten ook niet meer altijd gezamenlijk en delen hun tijd in naar eigen wens zonder rekening te houden met elkaar.

Moet de overheid dan maar aan de slag om door middel van een ideale opvoeding ideale burgers te kweken? De rillingen lopen je over de rug: welk ideaalbeeld dan? Als het aan de politieke partij D66 ligt zet ze in de komende verkiezingscam-pagne vol in op volledige staatsopvoeding van Nederlandse kinderen: de school moet “de hele dag een tweede thuis” voor kinderen worden, waarbij ouders gaan degraderen tot afstandelijke wezens die hun kroost alleen nog op bed mogen leggen en er weer uithalen. Een van de aan-leidingen is dat momenteel een kwart van de 15-jarigen analfabeet is, maar het is de vraag waardoor dit is ontstaan en of staatstoezicht wel het juiste middel is; zelfs wil de partij dat kinderen vanaf hun eerste levensjaar 4 dagen per week (!) naar de ‘gratis’ kinderopvang moeten. Hiermee vernietig je volledig het gezin, blijkbaar willen de democraten absoluut geen sterke, gezonde en gedisciplineerde gezinnen waar de vader en moeder hun kinderen beschermen, lichamelijk en geestelijk voeden en ook onderwij-zen. Kinderen krijgen al steeds meer een ontbijt op school, maar de partij wilt ook nog een warme lunch verstrekken. Los van het feit dat het de vraag is waar al het personeel vandaan moet worden gehaald, haal je puur totalitarisme in huis dat op den duur burgers tot trouwe volgelingen van de Staat maakt; gelijk de eenheidsworst van het communisme.