Hoor je tot een minderheid?

Er is een groot aantal minderheidsgroepen aanwezig in onze samenleving. Breed in verscheidenheid en aan verandering onderhevig. Hoe groot is de kans dat mensen uit de onderscheidene culturen elkaar vinden?

2/23/20234 min read

In Nederland zijn verschillende minderheidsgroepen die een diverse samenstelling hebben op basis van etniciteit, religie, seksuele geaardheid, genderidentiteit, en andere kenmerken. Zoals Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antil-liaanse en Indonesische etnische groepen. Moslim, hindoe, boeddhistische en joodse religieuze groepen. Christenen zijn inmiddels ook een minderheidsgroep geworden; 32% tegenover 58% niet gelovigen. Maar er zijn meer minderheids-groeperingen te benoemen: de LHBTI+-gemeenschap (lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender en intersekse groepen) en groepen mensen met beperkingen (fysieke, verstandelijke of zintuiglijke beperking) en niet te vergeten vluchtelingen en asielzoekers. Daarbij kan je socio-economische status een factor zijn die bijdraagt aan de ervaring van marginalisatie. Heb je een lage sociaaleconomische status dan kun je te maken hebben met uitdagingen op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid en gezondheidszorg.

Eeuwenlang was het hier (in hedendaags taalgebruik) de witte man die het voor het zeggen had; we kenden destijds patriarchale samenlevingen. Inmiddels is dat beeld 180 graden gekanteld en is die witte man een minderheid geworden in onze samenleving; althans dat is de mening en het gevoel van velen. Het concept van de "witte man" als minderheid in de Nederlandse samenleving is echter niet eenduidig en hangt af van verschillende factoren, waaronder sociaal-economische status, etniciteit, religie en regionale verschillen. Over het algemeen wordt Nederland toch beschouwd als een land met een overwegend blanke bevolking, maar kent wel diversiteit op basis van verschillende kenmerken. Reëel: het percentage “witte man” in onze samenleving was in 2022 ongeveer 36 procent.

In sommige contexten kan het begrip "witte man" verwijzen naar een meerderheidsgroep op basis van etniciteit, maar het kan in deze tijd dus ook specifiek wijzen op bepaalde discussies over gender, waarbij men de rol van mannen in de samenleving onder de loep neemt. In Nederland zijn er diverse debatten gaande over gelijkheid, inclusie en diversiteit, waarbij wordt gekeken naar verschillende identiteiten en ervaringen. Het is belangrijk op te merken dat perspectieven en ervaringen van mensen sterk kunnen variëren, en individuele ervaringen als minderheid kunnen afhangen van diverse factoren. Ook is het mogelijk dat de sociale en politieke context zich pas in de loop der tijd ontwikkelt. Maar sociologisch is er iets geheel anders gaande. Mensen met Nederlandse ouders hebben in hun netwerk in verhouding de minste contacten met een andere afkomst. In die groep autochtone Nederlanders hebben mensen met een laag inkomen zelfs een meer divers netwerk dan mensen met een hoog inkomen; misschien wel noodgedwongen op de werkvloer.

Het CBS heeft onderzoek gedaan naar het aantal contacten van personen met een andere afkomst. Hiervoor keek het CBS naar de mensen met een Nederlandse afkomst en de tien grootste niet-Nederlandse herkomstgroepen. Aan de hand van verschillende datasets berekende het CBS de diversiteit in het netwerk van de verschillende herkomst-groepen. Dit wordt de herkomstsegregatie genoemd. Aan de hand van die berekening kregen de herkomstgroepen een score tussen 0 en 1. Nederlanders blijken het minst diverse netwerk te hebben. Ook mensen met ouders uit Marokko, Turkije en Polen hebben in verhouding met andere bevolkingsgroepen de minste sociale contacten buiten de eigen bevolkingsgroep. Mensen uit Duitsland, het Verenigd Koninkrijk of Indonesië hebben juist het meest diverse netwerk van de onderzochte groepen.

Nederlanders met een hoog inkomen hebben minder contacten met andere nationaliteiten dan de Nederlanders met een laag inkomen. De scores daarin liggen best ver uit elkaar. Dat verschil is volgens het CBS te verklaren doordat mensen met hoge inkomens in hun wijk en hun baan minder mensen met een andere afkomst tegenkomen. De groep met daarin de 20 procent Nederlanders met de hoogste inkomens heeft een score van 0,407. De groep met de 20 procent laagste inkomens heeft een score van 0,176. Hoe dichter bij de 0, hoe groter de diversiteit van het netwerk is. Voor de meeste andere bevolkingsgroepen geldt juist het omgekeerde. Daar hebben de mensen met de hoogste inkomens juist meer diverse contacten dan mensen met een laag inkomen. Dat komt volgens het CBS doordat de mensen met een hoger inkomen in hun banen en werkomgeving juist vaker mensen van een andere afkomst tegenkomen, zoals mensen met Nederlandse ouders.

Mensen die hoogopgeleid zijn hebben soms best veel vrienden uit allerlei werelddelen, maar daarbij leven ze toch in een bubbel omdat hun partner en vrienden ook hoogopgeleid zijn. Dus in dien zin minder divers maar, vindt men, je wil toch een discussie op een bepaald niveau kunnen voeren en je hebt ook bepaalde interesses. Het onderzoek toont aan dat de grootste groepen in Nederland relatief weinig vrienden hebben buiten die groep, kleinere groepen juist wel. Op zich is dat wel enigszins logisch verklaarbaar.

‘De nieuwe minderheid’, zo worden autochtone bewoners in multiculturele (stads)wijken tegenwoordig genoemd, blijkt vrijwel onmogelijk meer contacten op te kunnen bouwen dan het wensen van een "Goedemorgen" en misschien een oppervlakkig praatje. Niet omdat de mensen dat niet willen, maar omdat de culturele en sociale verschillen domweg te groot zijn. Ze zijn niet echt inkomensafhankelijk en hebben een andere basis, opvoeding en ontwikkeling. Mensen hebben meestal genoeg aan hun eigen familie en vrienden uit diezelfde kringen. Deze empirische werkelijkheid is niet leeftijdsgebonden en niet persé etnisch gebonden. Integratie? Dat wordt vooral nagestreefd door beleidsmakers maar de realiteit is gewoon heel anders en zo voelen autochtone Nederlanders zich ontheemd in hun eigen wijk. Gevolg? Uiteindelijk trekt men weg naar andere wijken en dat leidt op den duur tot gettovorming.

Het is normaal dat mensen met een andere achtergrond ook andere waarden en andere culturele belevingen hebben en elkaar daardoor opzoeken. Met een hoog inkomen ga je bijvoorbeeld eerder op skivakantie, cruise, of verre landen bezoeken en vraag je gelijkgezinden mee op basis van deelbetaling. Als je mensen uit een andere cultuur meevraagt is het in hun cultuur vaak gebruikelijk dat je dan ook voor hen betaalt. Dit geldt idem dito voor uit eten gaan of een dagje uit. Dat wringt en leidt onherroepelijk tot onbegrip.

Anders, mensen met een hoog inkomen zijn vaak bezig met zelfontwikkeling (een belangrijke reden voor het hoge inkomen!) Daarom zoeken we in ons netwerk toch meestal mensen die op minimaal hetzelfde niveau opereren; los van het feit dat je privé prima een divers netwerk kan hebben. Een bekend gezegde is: “If you are the smartest person in the room, then you are in the wrong room.” Los van het feit dat een ieder vrij is zijn of haar sociale omgeving te kiezen. Wat telt is de mate waarin mensen tevreden zijn en regie hebben over hun sociale omgeving. Het is belangrijk op te merken dat perspectieven en ervaringen van mensen sterk kunnen variëren, en individuele ervaringen als minderheid kunnen afhangen van diverse factoren. Ook is het mogelijk dat de sociale en politieke context zich pas in de loop der tijd ontwikkelt.