"IK"

Het begint altijd met 'ik'.

5/7/20235 min read

"IK"

We beginnen in het eerste blog met IK als onderdeel van de samenleving. Buiten een persoonlijk voornaamwoord dat we dagelijks gebruiken, betekent het in filosofische zin de uitdrukking waarmee de denkende mens de eenheid van lichaam, denken en voelen aanduidt en die aldus scheidt van zijn omgeving en andere subjecten. Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben (besta), zoals de filosoof Descartes zijn grondstelling formuleerde. Wat dan weer de uitkomst was van zijn denkexperiment waarin hij aan het bestaan van alles twijfelt. Maar aan één ding viel niet te twijfelen, namelijk dat ik twijfel, met andere woorden, dat ik denk; zijn enige zekerheid. Toch, verdwijnt het vermogen om “ik’ te zeggen als we geen ononderbroken geheugen meer hebben: geheugenverlies betekent onvermijdelijk ik-verlies. Antroposofisch gezien is ik de onsterfelijke en onvervreemdbare kern van de mens. Het ‘ik’ trekt van het ene aardeleven naar het andere en kan ook aangeduid worden met ‘entelechie’ (letterlijk: het doel in zichzelf hebbend; ofwel intelligentie) of met ‘individu’ (letterlijk: ondeelbaar).

Hiermee wordt de lezer vanaf de eerste woorden op mijn blogsite al direct in het diepe gegooid; de lezers zullen hiermee moeten leren leven of een andere, luchtiger blogsite moeten bezoeken. Maar, beste lezer, de samenleving ís niet luchtig. Ze beweegt zich grofweg tussen een paradijs en een risicosamenleving. Hoe sta ‘ik’ in de samenleving, de gemeenschap als een groep mensen die samen een (halfgesloten) systeem vormen en waarbinnen interactie bestaat tussen de groepsleden? Ben ik als persoon soms het middelpunt van de samenleving? Dat zouden we misschien stiekem wel willen, maar dat zal dan wel snel afgestraft worden. Of je moet een narcist zijn, mensen met een narcistische persoonlijkheid willen altijd graag het stralende middelpunt zijn. We trappen er ook vaak in omdat een narcist uiterst meelevend en charmant kan zijn. Medisch gezien is het kenmerk van een narcist dat hij meestal betrekkelijk ongevoelig is voor het ‘knuffelhormoon’ oxytocine, waardoor hij niet goed in staat is tot binding en intimiteit. Maar toch is het zelfs plausibel dat jij en ik in de kleutertijd toch dachten het middelpunt van een groep (samenleving) te zijn. Kleuters vinden zich doorgaans hét middelpunt, ze zijn een kei in alle aandacht naar zich toe te trekken. Naarmate het socialisatietraject vordert zal vrijwel elk kind zich toch langzamerhand bewust worden van de groepsverbanden waarin hij leeft en ook leren dat hij niet (meer) het middelpunt van de samenleving is. Integendeel, hij leert ook dat leven binnen een (school)groep hard kan zijn en dat er overal concurrentie zal zijn. Maar ook dat hij assertief moet zijn als het nodig is. Want opkomen voor jezelf is een goede manier om je grenzen aan te geven. Het staat voor het vermogen om makkelijk met anderen om te gaan, je uit te spreken naar anderen en grenzen te stellen aan anderen. En dan hebben we het natuurlijk over assertiviteit.

Ik, jezelf, hetZelf, ego, het draait allemaal om IK; trouwens dit hele blog. Maar hoe zien en ervaren we IK eigenlijk. En dan moet ik het toch hebben over mijn zelfbeeld, ofwel het beeld dat ik over mezelf heb gevormd. Hoe ik denk over mezelf en hoe ik mezelf zie, zoals ik het in de loop van mijn ontwikkeling heb gevormd aan de hand van alles wat ik heb meegemaakt, ervaren, heb gehoord, gezien, opgenomen en vervolgens in mijn onderbewustzijn heb opgeslagen. Maar, let wel, mijn zelfbeeld vertolkt dus niet wie ik daadwerkelijk ben, maar wie ik dénk dat ik ben. Een essentieel verschil, want ik ben namelijk niet wie ik denk dat ik ben. Bovendien, we hebben ook te maken met hoe jij mij ziet. Gelijk Geryones, het driekoppige monster uit de Griekse oudheid, zoals Hesiodos beschreef in zijn Theogonia.

De vorming van mijn zelfbeeld, dus alles wat ik meemaakte in mijn leven, begon al vanaf mijn geboorte. Het bepaalde hoe ik mij moest gedragen en later gedroeg. Alsook volgens welke normen en waarden ik moest leren leven, maar ook hoe ik over mezelf dacht. Van jongs af aan werden er overtuigingen en patronen gecreëerd, volgens welke ik mijn leven heb vormgegeven. Ik handel naar mijn overtuigingen en gedraag me daar naar. Gelukkig heb ik als kind veel liefde, vertrouwen en complimenten gekregen zodat ik een positief beeld over mezelf hebt gevormd. Zodoende heb ik zelfvertrouwen en voelt me gewenst. Jij, zult misschien wel in de prille jeugd genegeerd zijn en min of meer aan het lot zijn overgelaten, wie zal het zeggen, en is het dan vreemd dat jij een negatief zelfbeeld hebt? In dit kader speelt eigenlijk het beleefde zelfbeeld een flinke rol. Een negatief zelfbeeld belet je bijvoorbeeld te vragen of te zeggen wat je graag zou willen. En dat is hoofdzakelijk door de gedachte dat nee-zeggen angst opwekt om minder aardig gevonden worden. Ja, leven binnen groepsverbanden is niet altijd gemakkelijk. En toch mag ‘ik’ zijn zoals ik ben, mag ik mijn plek in een groep innemen en zeggen wat ik wil. Alleen, het is de toon die de muziek maakt. Anderen kunnen zich immers aangevallen voelen. Belangrijk is dat ‘ik’ me steeds realiseer dat ik voortdurend een dubbele boodschap moet uitzenden en als het goed is ook ontvangen: een inhoudelijke en een relationele. De eerste boodschap is zuiver inhoudelijk, het inhoudelijke of woordelijke betekenis van wat ik zeg. De tweede boodschap is de relationele boodschap die ik moet uitzenden. Dan hebben we het over non-verbale en verbale reacties’. Bijvoorbeeld mijn houding, de klank en intonatie van mijn stem en mijn gezichtsuitdrukking. Deze reacties vertellen welke relatie ik heb ten opzichte van jou. Jij kan daaruit opmaken hoe ik me voel in de situatie. Als ik een ander (jij) benader zal ik rekening moeten houden met de ander. Op een vriendelijke en duidelijke manier nee leren te zeggen tegen dingen die ik niet wil, indien nodig complimenten geven en positieve kritiek. Maar ook kritiek leren te verdragen en te luisteren naar wat iemand bedoelt en daarbij respect te tonen voor de ander en alleen vanuit mezelf te spreken. Want ik en jij zitten bijvoorbeeld wel in eenzelfde groep.

Ego is de letterlijke Latijnse betekenis van ons "ik". In die taal kun je ‘ik ben’ vertaIen als ‘ego sum’, ware het niet dat in het latijn het persoonlijk voornaamwoord niet wordt gebruikt daar de naamval in feite het persoonlijk voornaamwoord insluit. Het zou wel kunnen als er een nadruk op ego wordt gelegd. Maar In ons normale spraakgebruik bedoelt men met het woord "ego" het "subject"; geen persoonsvorm. Het woord gebruiken we dus algemeen voor de identificatie van het zelf met een onjuist denkbeeld. Dan spreken we bijvoorbeeld over iemand met een groot "ego", als die persoon bijvoorbeeld van zichzelf vindt dat hij erg belangrijk is, terwijl de werkelijkheid niet zo blijkt te zijn. In dat geval wordt het subjectieve "ik" tot object van verschillende beschouwingen. Als iemand sterk op zichzelf is gericht noemen we hem egocentrisch en bij zelfzucht spreken we van egoïsme.

In de psychologie was het Sigmund Freud die het woord ‘Ich’ gebruikte voor het ego dat zich tussen het Es en het Über-ich bevindt. Es (het) is het oudste deel van onze persoonlijkheid en het reservoir met onze basisdriften die streven naar de onmiddellijke bevrediging. Het Über-ich (superego), functioneert als een censurerende kracht ten opzichte van het Es. het bevat idealen en maakt een onderscheid tussen “goed” en “fout”. Jung maakte onderscheid tussen het ego en "het Zelf". De zelfverwerkelijking of individuatie zette hij centraal: het wegnemen van de identificatie met het ego. Pas als individuatieproces op gang komt, gaat men zichzelf (het eigen ego) steeds meer realistisch waarnemen en zien dat je ook slechte eigenschappen kan hebben (ontmoeting met de schaduw). Dat zorgt ervoor dat we de projectie van de eigen slechte eigenschappen op anderen doorzien: we worden zo wijzer en krijgen meer zelfkennis. Mensen zijn gecompliceerde wezens, maar toch zullen we moeten (leren) Samen Leven.

Niet persoonlijk bedoeld