Je date
Hoe daten we en met wie, gezien vanuit neuro anatomische-. sociologische en economische perspectieven?
4/30/20236 min read
Je date
Verliefd worden, je eerste liefde in je leven moet de Ware zijn, die ervaar je als je jong bent en voelt als een sprookje. Of het goed voelt of niet, we geloven dat liefde zo hoort te zijn; het lijkt goed. Het is lastig te bepalen wat precies de vonk doet overslaan tussen twee mensen; stom toeval en timing zijn daarin 2 belangrijke factoren. Maar de eigenlijke beslissing of iemand betrouwbaar of sympathiek is wordt door ons brein in 75 à 100 milliseconden genomen waarbij een ‘aantrekkelijk gezicht met open blik’ een hoofdrol speelt. Daarbij is ons systeem wel generaliserend, met als belangrijkste drijfveer dat we onveiligheid meteen moeten kunnen herkennen. Maar het systeem al direct faalt als een slachtoffer later alleen beteuterd kan verklaren ‘dat de dader er zo betrouwbaar uitzag’.
Neuroanatomisch gezien ontstaan lust, verliefd-heid en hechting in 3 fysiek onderscheidbare emotionele ‘hersencentra’. Het ‘lustcentrum’ drijft ons vrij willekeurig op zoek te gaan naar seks en spanning, het ‘verliefdheidscentrum’ doet ons onze aandacht voor langere tijd richten op één bepaalde partner en het ‘hechtingcentrum’ zorgt ervoor dat wij lang genoeg bij die partner blijven om voor nakomelingen te zorgen. Het is een evolutionair gegeven waarbij onze chemie wordt aangedreven door biologische, toevallige en aangeleerde triggers. Het hormoon, oxytocine, ofwel het knuffelhormoon, stimuleert je gevoe-lens van liefde, maar met alleen lekker knuffelen zijn we er nog niet. De neurotransmitter endorfine bezorgt je een harmonieus gevoel; je voelt je vredig en veilig. Dopamine veroorzaakt een gepassioneerde, euforische gevoel waar je intens gelukkig van wordt. Maar na verloop van tijd, meestal zo’n twee à drie jaar, houdt het lichaam het niet meer vol om een alsmaar hoger dopamineniveau te genereren en zakt de verliefd-heid weg.
Toevalligheden bepalen ook waarom we op bepaalde mensen vallen; gezondheid en schoon-heid bijvoorbeeld. Maar feitelijk ontwikkelt er in ons brein een archetype van de ideale partner door toevallige ervaringen in onze vroege jeugd, dat genereert een mentale blauwdruk van onze ideale liefdespartner. Het begint al vanaf ons achtste levensjaar en rond de puberteit hebben de meeste mensen al een sterke mentale blauw-druk van de liefde. Jouw ontwikkeld archetype is o.a. gebaseerd op je leuke schoolvriendje van vroeger, je favoriete TV-held, je lievelings-zanger of sportheld, en zoals oer-psycholoog Freud al zij: wij vallen vaak op mensen die enigszins op onze vaders en moeders lijken.
Maar ons evolutionaire brein is hiermee nog niet klaar. Je wordt over het algemeen eerder verliefd op mensen die aardig voor je zijn en die je ook aantrekkelijk en leuk vindt. Je staat meer open voor liefde als je in een kwetsbare of nieuwe fase van je leven komt, je een ongemakkelijk moment meemaakt waarbij je per ongeluk koffie over iemand morst, of dat je de andere wat mysterieus vindt; het kan je meer ontvankelijk maken voor elkaar. Maar let wel, de evolutie is niet gebaat bij twijfelaars en verliefdheid is dé manier om helemaal op te gaan in de kans op succesvolle voortplanting; ons oerbrein kan en wil niets anders dan ons soort in stand houden. Hormo-nale hyperactiviteit vanuit ons brein is verslavend, het is een pure harddrug. Maar, leven zonder je nieuwe liefde (als die niet wordt beantwoordt) voelt als wachten en afkicken van heroïne zonder methadon.
Maar deze blog gaat allereerst over je date. De eerste liefde is gemakkelijk, tot rond de 25 jaar staat de partnermarkt wijd open, maar is dan wel homogaam, dus met nagenoeg dezelfde kenmerken. Logisch, want je ontmoet elkaar vooral op school en gaat samen naar bepaalde disco’s of clubs; ook is levensbeschouwelijk onderwijs een homogame factor. Sociologisch gezien zoeken we bij het daten in de regel een partner die op onszelf lijkt, een vergelijkbare opleiding heeft en verder eenzelfde etniciteit, lengte, religie, herkomst, leeftijd en sociale klasse heeft. Een eerste ontmoeting hangt meestal wel louter af van wie we toevallig tegenkomen en daarbij krijgen we al meteen te maken met ongelijke kansen. De denkbeeldige vijver is groter in de grote stad en kleiner dan in een dorp, en het zoekgebied voor een homogene relatie is beduidend kleiner dan die voor een heterogene relatie. En laten we vooral niet vergeten dat onze contacten tot die leeftijd vooral live zijn.
Voor een tweede liefde en zeker na een scheiding wordt het moeilijker. Tot de jaren ’70 was scheiden uiterst moeilijk, de wetgever maakte dit vrijwel onmogelijk en scheiden kon eigenlijk alleen maar door het toepassen van ‘de grote leugen’, dwz dat één van de partners overspel bekende; maar dat had dan wel financiële gevolgen, vrouwen waren doorgaans economisch onzelfstandig (kostwinnersamenleving). De Algemene Bijstandwet (1965) stelde toen een gescheiden vrouw in de gelegenheid toch een zelfstandig leven te gaan leiden; na 5 jaar was 50 % van de vrouwen inmiddels weer hertrouwd. Na 1990 was slechts 30 % van de vrouwen hertrouwd, maar 80% had wel een of andere vaste relatie (zoals een LAT-relatie). Er zijn 3 heilige principes waarom we dan weer gaan daten en een tweede relatie willen aangaan: Nood, Intimiteit en Gelegenheid. Bij nood moeten we denken aan gebrek aan financiën, gebrek aan persoonlijke- en sociale intimiteit, eenzaamheid en gebrek aan overleg bij moeilijke beslissingen. Bij aantrekkelijkheid hebben we niet alleen te maken met uiterlijke kenmerken, maar ook met een eerder gescheiden persoon (hardheid) die ook meestal kinderen heeft (zorg) en liefst jong moet zijn. Bij gelegenheid moeten we denken aan plaatsen waar we mensen kunnen ontmoeten, maar die zijn minder voorhanden dan in onze tijd van scholing, verenigingen clubs en disco’s. De komst van Social Media heeft in ieder geval een grote impact op onze contactmogelijkheden teweeggebracht.
Hoe scoren we onze date ’s? Nummer één met stip bij het ‘uitgaan’ en op vakanties (32,4%), bij ontmoetingen met vrienden en kennissen (15,2%), op het werk (14,8%), via internet (13,1%), op school (7,7 %) en met afstand via contactadver-tenties (0,8%); met dank aan Ellen Verbakel, hoogleraar Sociologie aan de Radboud University. Maar hier blijft het niet bij, we zoeken in de regel ook een date binnen eenzelfde sociaal economische positie. Maar waarbij hoog opgeleide vrouwen doorgaans niet willen downdaten doen de mannen dat persé wel. Aan de top is het dus dringen en daardoor zijn de kansen voor die vrouwen beduidend kleiner, waardoor ze langer single blijven. Daters zoeken verder ook op interesses, basisnormen en waarden en voorkeuren. En tot slot hebben daters ook nog een te maken met hun eigen sociale omgeving. Hoe staat je eigen groep, die niets anders wil dan zichzelf in stand houden, tegenover degene met wie je gaat matchen in je date? Een halve eeuw geleden konden Protes-tanten zich nog niet met Rooms-katholieken verenigen in een relatie. Maar kunnen moslims, hindoes en Boeddhisten dit nu wel zo gemak-kelijk? De praktijk laat zien dat als relatiepartners niet ongeveer op elkaar lijken er eerder sprake van een scheiding kan zijn; de slogan dat ‘ongelijke polen elkaar aantrekken’ gaat echt niet op in relaties.
Datingsites hebben één ding gemeen: ze maken een profiel van elke cliënt. En op basis van ongeveer dezelfde uitgangspunten als hierboven genoemd proberen ze de deelnemers aan elkaar te ‘matchen’. Op zich levert dat een goede uitgangspositie op, maar anderzijds houdt zoiets wel een ‘bubble-cultuur in stand. De samenleving vormt op die manier steeds meer gesloten groepen die niet met andere groepen omgaan, hoogopgeleiden, anders- en laagopgeleiden, ze gaan niet meer met elkaar om en spreken niet meer met elkaar. Opleiding geldt als een van de meest belangrijke hulpbronnen en tussen opleidingsgroepen bestaan grote sociale en culturele verschillen; veel Nederlanders zonder hbo- of wo-diploma ervaren zelfs uitsluiting in de samenleving. Dit verontrustend verschijnsel is inmiddels goed zichtbaar in de politiek: de politici en het gewone volk leven in gescheiden werelden. Elke bubble heeft zijn eigen taaltje en gebruiken, spreekt alleen met elkaar, versterkt zo de gezamenlijkheid van de groep en wenst geen andere mening te aanvaarden.
Eigenlijk ben ik nog niet toegekomen aan de fundamentele vraag: hoe bepaal je eigenlijk met wié je wel of niet gaat daten. Dat blijkt los van romantiek, chemische stofjes in de hersenen of misschien ‘bliksemflitsen’ toch meer een kwestie te zijn van harde rationele economische afwe-gingen. Elke homo oeconomicus, zoals we denken te zijn, gaat in principe toch altijd voor het eigenbelang en menen dat andere mensen dit ook doen? Dan zou je toch verwachten dat hij daarbij gebruik maakt van nutsmaximalisatie, ofwel het streven naar het maximale nut dat die date oplevert en zo een maximaal haalbare optimale relatie kan matchen, elk met de hoogste score op het wensenlijstje ‘hoe jouw date moet zijn voor een goede match’. Maar niets is minder waar, want we zijn toch minder rationaal in de liefde dan we denken. Het hedendaagse daten gaat meer over spijt dat over nutsmaximalisatie, onze geest houdt blijkbaar niet van extremen. Dus wordt bij elke date, aan elke factor van ons wensenlijstje van eigenschappen waaraan de date moet voldoen om te matchen, een specifiek ‘gewicht’ meegegeven. De uitslag zal meestal zijn dat er geen extremen zullen ontstaan, zoals een te hoge score in bijvoorbeeld leeftijd of een te lage score in interesses.
We willen allemaal graag optimale beslissingen nemen, waarvan we achteraf zo min mogelijk spijt hebben. Om dit te bereiken zullen we bij moeilijke keuzes, zoals een relatie aangaan, eerst de uitersten laten vallen. Een kader om dit goed te volbrengen is het minimaliseren van spijt is een dateheuristiek, een speculatieve oplossings-strategie die we als mensen ontwikkelen om bepaalde problemen aan te pakken en ons in staat stelt een juiste beslissing te nemen. Wat we dan afwegen is de spijt van het missen van een kans die je zou achtervolgen, versus de kans hebben gegrepen voor het maximale en daarin falen.