WIJ
Jij en ik vormen al een groep en kunnen zelfs een gezin vormen.
5/5/20234 min read
WIJ
Wij kunnen al een groep vormen, zei ik in het vorige blog. Daaruit zou zelfs een gezin kunnen ontstaan, het belangrijkste voorbeeld van een primaire groep (nuclear family). Jij en ik kunnen elkaar ook ontmoeten in een secundaire groep waarin een aantal mensen met elkaar op regelmatige basis interacteren (schoolklas, vrienden). Maar mogelijk komen we elkaar ook tegen in formele groepen, niet- autonome groepen met een vastomlijnd doel, rollen en normen (werk- en taakroepen in het bedrijfsleven). Daarnaast misschien zelfs wel in autonome informele groepen met vage en impliciete doelen, rollen en normen (bv. een vriendengroep). Jij en ik zitten (dus) in meerdere groepen, zoals ook in lidmaatschaps-groepen, een groep waartoe men formeel behoort, meestal alleen als naam op een lijst of ook fysiek aanwezig; zonder daadwerkelijke deelname (bijv. conferentie, vergaderingen en lessen). Zitten we daadwerkelijk als betrokken persoon in een groep dan hebben we het over een referentiegroep, in deze groep hebben we een betrokkenheid bij het groepsdoel en nemen we een bepaalde plaats binnen de groepsstructuur in en vanzelfsprekend leven we dan ook de groepsnormen na.
‘Wij’ is op zichzelf een ingroup, een groep die onszelf omvat en iedereen die we verder met ‘wij’ willen aanduiden. De tegenhanger van een ingroup is de outgroup (klasse, categorie). Bedreigingen vanuit de outgroup vergroten de cohesie en de onderlinge solidariteit van de ingroup. In feite bestaat een outgroep uit alle anderen die we willen uitsluiten van ‘wij’. Het wij-gevoel is belangrijk voor een groep, het bepaalt het gevoel met zijn allen bij een bepaalde groep te horen en geeft een gevoel van verbondenheid. Zeker als het doel is samen iets te moeten presteren. Zo’n wij-gevoel kun je op drie manieren creëren, door consequent in de wij-vorm te spreken, iedereen te zeggen dat hij ongeacht zijn rol in de groep een gelijke waarde heeft en de groepsleden voortdurend proberen bij naam te noemen (in lidmaatschapsgroepen met een naambadge).
Sociologisch is een groep een enger begrip dan in het algemeen spraakgebruik: “een eenheid van personen die vrij frequente en regelmatige interactie hebben en die onderling in een min of meer definitieve positieverhouding staan ten opzichte van elkaar; deze eenheid beschikt bovendien over waarden en normen die het gedrag der leden regelen, althans in zaken betreffende het groepsleven.“ Een meer fundamentele definitie gaat uit van het begrip groep als een dynamisch geheel van personen. We kunnen namelijk in een groep (willen) binnenkomen, er lang of kort in verblijven of uit de groep treden. We kunnen deelnemen aan een kleine groep, herkenbaar aan een hoge graad van solidariteit en enige spontaniteit in de onderlinge omgang die betrekkelijk autonoom gecreëerde gedragsregels hanteert. Bij dyna-misch geheel moet je denken aan een zinhebbende , functioneel - causale en partiële eenheid van mensen, of in eenvoudiger bewoordingen: een kleine groep moet zinhebbend zijn, gebonden door een gemeenschappelijke waarde-beleving en een eenheid van mensen zijn. De groep is zelfstandig, maar nooit onafhankelijk binnen de totaal-cultuur en wordt verder vanouds het best herkend door een duidelijk ,,wij"-gevoel, dat ook wel wordt omschreven als een fusie van personen, waarbij sympathie en wederzijdse identificatie een rol spelen. Kleine groepen (small groups) tot zo’n max 20) personen dragen het kenmerk van een direct - contactgroep, ofwel face-to-face group. Charles Cooley, een Amerikaans socioloog die ooit al het onderscheid beschreef tussen primaire en secundaire socialisatie en grotendeels samenvalt met zijn onderscheid tussen primaire en secundaire groepen, want een kleine wij-groep is een primaire groep die het eerst aanwezig en het belangrijkst is in het leven van iedere individu (familie, speelgroep) en ook overwegende invloed uitoefent op de vorming van onze houdingen en normen.
Verreweg de grootste bestaande groep bestaat uit mensen die samen een halfgesloten systeem vormen en waarbinnen interactie bestaat tussen de groepsleden: onze samenleving. In cultureel opzicht is 'samenleving' min of meer synoniem aan volk, een groep mensen met een gedeelde geschiedenis. In deze groep staat het netwerk van relaties tussen mensen centraal, iets waar ze bewust vorm aan geven; wat ons onderscheidt van dieren en dingen waarmee we ook samenleven. Onze opvoeding zorgt dat aan de nieuwe leden van een samenleving duidelijk gemaakt wordt hoe men zich dient te gedragen. Normen, waarden, regels en wetten, die op hun beurt zijn ontstaan met het oog op een zo goed mogelijke, voor alle leden leefbare samenleving. Religieuze leiders en filosofen hebben door de eeuwen heen nagedacht over een ideale samenleving (utopia). Plato's Politeia (Staat), later aangevuld met diens Nomoi (Wetten) is de eerst-bekende blauwdruk voor een ideale samenleving, waarin rechtvaardigheid, vrede en geluk heerst voor alle mensen. Vrijheid van meningsuiting is een belangrijke voorwaarde in een ideale samenleving; het is ook een van onze grond-rechten.
Entiteiten, iets dat een bestaan heeft, zowel materieel (als levend object) als immaterieel (de groepen waarin we leven), hangen niet als los zand aan elkaar; dat zou ook niet kunnen, want mensen kunnen op enkele uitzonderingen na niet los van elkaar leven. Een van de kernvragen in de sociologie is hoe samenlevingen bij elkaar blijven. Want elke samenleving kent sociale ongelijkheid, maar ook een persoonlijke, genetische, culturele en nationale identiteit. In een formule samengevat: sociale cohesie = de resultante (macht) van gedeelde waarden en normen. We leven al geruime tijd in een welvaartsstaat (beleefd of niet beleefd) en één van de kernwaarden daarin is dat er voldoende kleefkracht (cohesie) aanwezig moet zijn; van evident belang voor zijn voortbestaan. Een voortbestaan dat momenteel ernstig wordt bedreigd door politieke instabiliteit en massa-immigratie in een maatschappijvorm ontstaan door secularisering van de voor-stellingen over (menselijke) samenlevings-verbanden, zoals het dan uitgedrukt wordt. Echter nu niet meer in het licht van (christelijke) geloofsvoorstellingen, naar meer als privé aangelegenheid van mensen. Onze vrij gesloten samenleving van midden 20e eeuw is niet meer. We moeten leven tussen een veelheid van culturen en zijn meer mondiaal ingesteld. We spreken ook niet allemaal dezelfde taal meer, in de grote steden zijn zeker zo’n 150 nationaliteiten aanwezig.
Binnen de samenleving navigeren kan knap lastig zijn, daar is geen scholing voor. Zo iets kunnen we eigenlijk alleen maar empirisch leren, met vallen en opstaan, door alle levensfases heen. Een starre manier van leven is hierin niet de juiste, door niet automatisch te handelen creëren we een keuzevrijheid en bewustwording zal ons moeten leiden naar een psychologische flexibiliteit, oftewel veerkracht. Leven in een samenleving is nooit probleemloos en vaak vol pijn en angst. Ons brein speelt daarin een voorname rol: die gedraagt zich probleemoplossend en spoort ons aan alles te vermijden wat ons pijn en angst bezorgt; ons brein is nu eenmaal gefocust op overleven. En zelfs als ons brein aangeeft om te vluchten omdat we ons kwetsbaar voelen, vluchten we ook voor datgene waar we om geven. Deel uitmaken van een samenleving zal ons altijd mentaal op de proef stellen, want die samenleving verandert voortdurend. De kunst is om hier zo flexibel mogelijk mee om gaan, hierbij gaat het ook om omstandigheden die we niet kunnen veranderen te accepteren. Maar allereerst zullen we ons moeten verdiepen in de factoren en processen die daar debet aan zijn en ook proberen die te doorgronden.
Wij wordt hier niet persoonlijk gebruikt